Rusalka, Wien

De nieuwe Rusalka-productie van Renaud Doucet en André Barbe bij de Volksoper Wien is een groot succes, met een uitmuntende titelrolvertolking van Kristiane Kaiser en knappe debuten van Dubravka Musovíc en Aleš Briscein.
 
Een watergeest en een boze heks, een prins en de liefde: het is stof waar vele verhalen mee gecreëerd zijn. Het doet denken aan de Walt Disney-film De Kleine Zeemeermin, waar hetzelfde verhaal aan ten grondslag ligt.

Bij de Volksoper Wien houdt het verhaal het publiek flink in de ban. Na afloop klinkt er een groots gejubel. En dan vooral voor de titelheldin Kristiane Kaiser, die niet enkel vocaal overtuigt, maar ook in haar vertolking en transformatie van zeemeermin tot vrouw en uiteindelijk tot dwaallicht uitmunt. Het vraagt nogal wat durf van een zangeres om een stomme rol overtuigend te spelen.

Het sprookje van Antonín Dvorák speelt zich af op een houten bühne. Te midden van irriterende afvalbergen leven elfen en trollen onder zwarte vuilniszakken, als symbool voor de vernieling van de natuur door de mens. Ook de sprookjeswereld wordt zo door de mens aangetast.

De regie vertelt het werk op authentieke wijze en laat heel knap verschillende onderhuidse processen zien. Zo is het moment waarop Rusalka haar spraakvermogen verliest indrukwekkend: de verschillende stoffen die de heks Jezi Baba haar toedient, lichten in bonte kleuren op in Rusalka’s maag en vermengen zich tot een onheil brengend goedje. Dubravka Musovíc, die bij de Volksoper debuteert, geeft het boze brein goed karakter.
Het ontaarde hofgezelschap, aangevoerd door de prins (Aleš Briscein, eveneens een bejubelde debutant) is een karikatuur van zichzelf. Geen cliché ontbreekt en je voelt je al snel in Alice in Wonderland verzeilt, zo overdreven zijn de figuren. Modegekte wordt op de korrel genomen, evenals plastische chirurgie en buitensporig overgewicht, veroorzaakt door een losgeslagen levensstijl. Tussen al die figuren dwaalt Rusalka in brave, geruite kleren rond en laat in alles zien dat ze niet in deze wereld thuis hoort – en wil horen.
 
Het ‘buffo’-paar van de koksjongen en de boswachter – haast in cabaret-stijl neergezet door Renée Schüttengruber en Clemens Unterreiner – proberen beide werelden bij elkaar te brengen.
Maar ook hier is de rommel die het gezelschap produceert zichtbaar, nu alleen in mooi geschilderde en met bloemen versierde vuilnisbakken verborgen. Ook afval kan zo een zekere poëzie hebben. Dit keert zich echter om in de derde akte: het bos gaat ten onder aan het vuil en de boselfen (ook qua dans overtuigend: Heidi Wolf, Elvira Soukop en Martina Mikelic) proberen tevergeefs de watergeest (Mischa Schelemianski) te verleiden.

De finale (de lange dood van de prins en de gedaanteverandering van Rusalka) is het enige zwakke punt van de productie. Daar zakt de spanning weg en rekt het sterven zich langdurig uit. Maar na afloop overheerst terecht groot enthousiasme. Ook voor het orkest onder leiding van Henrik Nánási.

Marie-Theres Arnbom is correspondent van Place de l’Opera in Wenen. Ze is historicus, auteur, curator en cultuurmanager en heeft diverse boeken op cultuur- en muziekgebied geschreven.


Dubravka Mušović-Šeparović

Menu

Alle Interviews